Dineke is beeldend kunstenaar. Haar atelier is gevestigd in de oude binnenstad van Amersfoort. Ooit als schooljuffrouw begonnen, stapte zij over naar het sociaal cultureel werk, om daarna toch nog naar de kunstacademie te gaan. Zij studeerde af als beeldhouwer, werd fotogaaf en ging uiteindelijk schilderen. Zij schildert met inkt op papier, gebruikt technieken van het kalligrafisch schrift en schrijft de beweging van dansers, en de klanken en stiltes van muziek. Zij werkt sinds een aantal jaren samen met musici, zangers en dansers die in haar atelier (of elders) dansen, zingen of spelen. o.a. met het muziekensemble Del Silencio. Ook werkt ze op muziek van cd’s , meestal van moderne componisten als John Adams en Sjostakovitsj. Recentelijk maakte zij een serie op de compositie “Offertorium’ van Sofia Gubaidulina.
‘Mijn carrière als schilder begon met tekenen. Eerst statisch modeltekenen. Toen ik modellen zag rekken en strekken om te ontspannen greep me dat en vroeg ik hen voor me te bewegen op muziek. Later tekende ik dansers in hun eigen omgeving, in het theater. Op zeker moment was ik gedwongen in het donker van de zaal te tekenen. Ik kon noch het papier, noch het getekende zien. Controle en correctie waren daardoor niet mogelijk. Ik ging vanzelf andere zintuigen gebruiken: mijn gehoor, gevoel, tastzin. Ik danste mee. Er ontstond een soort schrift. Daar ligt de bron van mijn huidige werk.’
‘Ik werk intuïtief, zonder een vooropgezet plan. Niet mijn verlangen achterna lopen. Ik begin met een leeg hoofd. Ik leg een vel papier op de grond en wil ontvankelijk zijn voor alle signalen die me omgeven. Concentratie. In balans. Absoluut vrij. Opgaan in de muziek. Wachten op het moment dat ik de kwast in de inkt doop en het papier raak.’
‘Je moet goudeerlijk zijn ten opzichte van jezelf. Niks moois willen maken. Op voorhand geen normen hebben waaraan het werk moet voldoen.’
‘Mijn manier van werken is onverbiddelijk. Het moet in één keer goed zijn. Een penseelstreek is als de toon van een zanger. Je kunt het niet overdoen. Tijdens het schilderen heb ik geen oordeel. Pas daarna moet blijken wat het werk geworden is, of het kwaliteit en zeggingskracht heeft.. Soms zie ik dat meteen, maar soms heb ik ook een paar weken nodig om dat te weten.’
Op schilderdagen ben ik enige uren bezig me voor te bereiden op het schilderen zelf. Ik schep voorwaarden in mijzelf en in mijn atelier, trek mijn werkkleren aan, scharrel wat rond en doe wat eenvoudig werk: ordenen, het werk van de dag ervoor bekijken en opruimen. Ik lees wat, luister muziek en zing. Een ritueel van ogenschijnlijk onbelangrijke activiteiten. Dan komt er een moment dat ik muziek opzet en ga schilderen. Het is dan meestal al in de middag.’
‘De natuur inspireert me. Buiten zijn en wandelen. Ik moet de wind in de haren op mijn armen voelen, de klank van de natuur horen. Dan raak ik open. Lichaam en geest kunnen samenvallen. Ik ben op een boerderij opgegroeid. Dat vormt je. Maar ik hou ook van de stad, al is het misschien een haat-liefdeverhouding. In de stad heb ik innerlijk een te hoog tempo.’
Ík vind ‘chaos’ een bevrijdend begrip. Vóór alles er was, was er chaos. Er waren momenten dat ik een verlangen had chaos te schilderen. Nóg wel. Maar dat is eigenlijk niet mogelijk. Zodra je chaos schildert is er vorm….. Sommige muziek helpt me om chaos te vinden. Het is wel muziek, waarnaar je moet luisteren. ’t Is niet iets wat je gezellig bij de koffie opzet.’
‘Mijn werk heeft ook een heel ambachtelijke kant. Ieder vel papier moet heel zorgvuldig worden tegengelijmd om het strak te krijgen. Een heel arbeidsintensief proces. Daarnaast is het een heel gedoe om je kwasten schoon te maken en te prepareren, inkt op verschillende verdunningen te mengen, werk in te lijsten, tentoonstellingen samen te stellen, gewoon veel werk.’
‘Schoonheid is niet een begrip dat ik als criterium op mijn werk loslaat. Het gaat om zeggingskracht….zuiver op de graat zijn……eerlijk zijn……. Als kunstenaar ga je tot op de bodem. Daarom hoeft kunst niet mooi te zijn en schuurt het. Kunst dwingt mensen tot herijking van bestaande opvattingen, zowel de kunstenaar als de toeschouwer. Niet met opzet, maar omdat het niet anders kan.’
‘Schoonheid moet je keer op keer herformuleren. Het zegt iets over de tijd en mensbeelden die in de tijd veranderen.’