Vóór alles een man van de inhoud
Tom Oostrom, de algemeen directeur van de Nierstichting, inspireert ons door zijn enthousiasme en bevlogenheid. Maar ook omdat hij volledig zichzelf is. Een aardige vent, wars van kapsones. Zijn ambitie: er vol voor gaan. ‘We maken het ons zelf niet gemakkelijk bij de Nierstichting.’
Tom Oostrom, tweede helft veertig, is sinds augustus 2010 algemeen directeur van de Nierstichting. Daarvoor werkte hij er al vijf jaar als hoofd beleid en adjunct directeur. Weer daarvoor als management consultant. Tom studeerde Beleid en Management Gezondheidszorg (BMG) aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam en was in een vroeger leven werkzaam als verpleegkundige.
‘Toen ik vijf jaar geleden bij de Nierstichting begon vroeg ik mezelf af: kan één enkel lichaamsdeel, een nier, me zo pakken, dat ik daar jarenlang een boeiende baan en professionele bevrediging uit kan halen. Inmiddels weet ik: Meer dan dat!’
‘Je kan natuurlijk directeur van zo’n organisatie zijn op de cruise-control. De fondsen netjes beheren, beetje voortbouwen op wat er al is, beetje actie hier, beetje onderzoek daar. Maar zo gaat dat hier niet. De Nierstichting is een dynamische organisatie, waar alles bruist en waar het maar om één ding gaat: alles uit de kast voor de mensen die aan nierziekten lijden. We maken het onszelf niet gemakkelijk bij de Nierstichting’.
Het typeert hem. Hij is bevlogen op een relaxte manier. Duidelijk in zijn element. Trots op ‘zijn’ organisatie en blij met de rol die hij er in heeft. Vóór alles een man van de inhoud.
‘Het sleutelwoord binnen de Nierstichting is ‘innovatie’. We staan kortweg voor drie grote uitdagingen. Het is de hoogste prioriteit de uit een grijs verleden stammende methode van dialyseren te vervangen door een betere. Het mooiste zou zijn een implanteerbare kunstnier, of als stap op weg daar naar toe een draagbaar dialyseapparaat. We zetten er met energie op in, maar het vraagt veel tijd en veel geld. We zijn er druk mee investeerders te interesseren voor participatie in research and development. Het lijkt te gaan lukken.
‘Een tweede prioriteit is preventie. Als je toekomstige patiënten in een vroeger stadium zou kunnen lokaliseren en behandelen, zou dat veel lijden voorkomen. Nierproblemen beginnen al ver voor je echt klachten krijgt altijd met eiwitverlies. In het begin weinig, later veel. Door simpele teststrips is vroegtijdige onderkenning en behandeling mogelijk. Maar men moet het wel willen en het moet wel georganiseerd. De infrastructuur van huisartsenzorg en poliklinieken moet er op worden aangepast. Veranderingen doen soms pijn. Er zijn veertigduizend nierpatiënten in Nederland. Ter vergelijking: er zijn achthonderijdduizend mensen die lijden aan diabetes. De kosten om deze nierpatiënten een zo goed mogelijke zorg te geven belopen een bedrag dat gelijk is aan vijftig procent van de kosten van diabeteszorg. Ook uit economische motieven is aandacht voor vroegtijdige onderkenning belangrijk.
De Nierstichting trekt gezamenlijk op met het Diabetesfonds en de Hartstichting in het programma ‘LekkerLangLeven’ om een preventieve aanpak nieuwe impulsen te geven.’
‘De derde uitdaging is het vinden van een nieuwe manier om vrijwilligers en donateurs te vinden en te binden. Dat moet anders, minder afstandelijk dan met brievenacties en direct marketing via de telefoon. De huidige mens wil zich nog steeds inzetten voor een ideëel doel als dat van de Nierstichting, maar je moet ze anders benaderen. Dichtbij, open, transparant. Daar ligt een grote opdracht!’
Tom’s kijk op zijn rol als algemeen directeur: ‘Als het nog goed gaat, moet je ingrijpen! Nooit afwachten en genieten van wat er al is. Het gaat om innovatie, innovatie en nog eens innovatie met als doel een leefbaarder leven voor onze nierpatiënten!’