Tim Salomons heeft een coachings- en adviesbureau, Performance Boost. Met als basis de nieuwste wetenschappelijke inzichten op het gebied van prestatiepsychologie, voedingsleer en bewegingswetenschappen geeft hij coaching en advies aan particulieren en organisaties en doet hij aan research en development binnen zijn vakgebied. Daarnaast houdt hij zich bezig met obesitaspreventie en gebruikersvriendelijkheid en toegankelijkheid van nieuwe technologie.
‘In mijn kindertijd wisselden mijn interessegebieden zeer snel. Ik was ongedurig. Mijn ouders hielpen me bij het kiezen van hobbies. Ik ging op tennis, judo en nog zo wat dingen, maar ik hield het nooit lang vol. Uiteindelijk ‘deed mijn moeder me op schaatsen.’ (lach) Nee, ik voelde dat niet als dwang. Ze overtuigde me door te zeggen dat ieder kind moet leren schaatsen dat in een tijd van te warme winters dat alleen maar kon via schaatsles en lid worden van een club. Ik was toen tien jaar. Ik was een modale leerling en absoluut geen veelbelovend talent. Op mijn zestiende ontmoette ik een coach die beweerde dat iedereen die er keihard voor wilde werken topschaatser kon worden. Alleen maar hard werken. Geen andere selectiecriteria. Ik geloofde er in. Binnen vijf jaar behoorde ik tot de top van Nederland en schaatste ik professioneel in topploegen, o.a. bij TVM. Die coach had dus in mijn geval volledig gelijk: wat je echt wil, dat kan je. Dat heeft me gevormd.’
‘Mijn studiekeuze hing samen met mijn leven als topsporter. Ik moest iets kiezen in de buurt van Utrecht, want daar sportte ik en het moest een studie zijn met weinig contacturen en veel literatuurstudie. Je komt dan al snel uit bij rechten of psychologie. Eerst toegepaste cognitieve neuropsychologie, later prestatiepsychologie. Toen ik op mijn 26ste de wereldtop net niet bleek te halen, ben ik met schaatsen gestopt. Vanaf dat moment ben ik full-time prestatiepsycholoog.’
‘In mijn werk gebruik ik topsport als metafoor. Een topsporter moet in de eerste plaats doelen stellen en bepalen hoe hij die doelen gaat bereiken. Daarna moet hij gericht en slim trainen. Met veel discipline, iedere dag maar weer, zonder zich af te laten leiden. Dan blijken de doelen haalbaar en kunnen hogere doelen worden gesteld, enz. enz. Ik ben er van overtuigd dat deze principes in het leven van mensen, maar ook voor organisaties heel veel kunnen betekenen.’
‘Het werkt niet om onder dwang te presteren. Het gaat om de vrijwilligheid van keuzes. Alleen dan breng je de motivatie op om aan je doelen te werken.’
‘De bereidheid om arbeid te verrichten, te trainen, in jezelf te investeren is bepalender dan je talent of genenpakket. Ik geloof in de 10.000-uur regel van K. Anders Ericsson. Voordat je iets echt goed kunt, moet je veel, heel veel hebben geoefend: wel zo’n 10.000 uur. Misschien is dat wat we talent noemen niet zozeer de aanleg voor een bepaalde vaardigheid, maar meer de aanleg om te willen oefenen.’
‘In mijn leven werkt het. Oefenen is nodig om je doelen te bereiken. Het is mensen ook prima uit te leggen, want de stelling staat dicht bij de praktijk. Iedereen begrijpt het. Dagelijkse oefening geeft het leven ook structuur. Het helpt je te focussen. Het brengt schifting aan tussen de belangrijke en onbelangrijke dingen.’
‘Een prestatiepsycholoog helpt mensen die uitdaging aan te gaan: doelen stellen en hard te werken om die te bereiken. Ondanks je pijnpunten, ondanks je zwakke plekken, ondanks gebrek aan discipline, enz. Mijn cliënten? Topsporters, musici, schrijvers, managers, obesitaspatiënten, Marokkaanse huismoeders, een tamelijk brede doelgroep dus.’
‘Ik zou graag voor en met een grote organisatie, waarbinnen het werken fysiek en psychologisch zeer belastend is, bijvoorbeeld een ziekenhuis, programma’s ontwikkelen om medewerkers gezonder, met beter resultaat en duurzamer te laten functioneren. Ik weet zeker dat het kan.’
‘Schoonheid in mijn vak ………? Het heeft voor mij te maken met symmetrie en voorspelbaarheid. Tja, ook hier weer de structuur… Hoewel, …. surrealistische kunst heeft ook schoonheid. Misschien ben ik nog zoekende. Ik ben ook nog maar een broekie …. ‘(lach)