Sander Baaij (2000), balletdanser. Een leuke jonge vent. De passie spat van zijn gezicht en hij praat zeer gewetensvol over zijn vak. Hij begon met dansen, zodra hij kon lopen. Zijn moeder, die ook professioneel heeft gedanst, onderkende al snel zijn talent. Op vierjarige leeftijd volgde hij al balletlessen. Zijn ouders boden hem ook andere bezigheden aan: tennis, tekenen, gitaarles. Maar dansen moest het zijn. En hij ontwikkelde zich snel. Op zijn achtste startte hij op zaterdag met oriëntatielessen bij het Nationale Ballet. Daar werd vastgesteld dat hij beschikte over de juiste bouw en fysieke mogelijkheden om ver te komen. Toen hij tien jaar oud was werd hij toegelaten op de dansafdeling van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Met een aanmoedigingsprijs uit handen van het dansechtpaar Alexandra Radius en Han Ebbelaar kon hij een zomercursus volgen aan de Royal Ballet School in Londen. Op zijn zestiende werd hij er als leerling aangenomen. Om in vorm te blijven trainde hij in zijn vakanties bij het Nationale Ballet. Hij viel er op en werd uitgenodigd om toe te treden tot de Junior Company. Hij zit inmiddels in zijn tweede jaar.
‘Het was een lastige keuze. Londen of Amsterdam. Het Royal Ballet heeft een geweldige reputatie, maar die heeft het Nationale Ballet ook. In Londen had ik eerst nog een jaar op de Royal Ballet School moeten dansen. En nu kon ik zonder auditie te hoeven doen naar het Nationale Ballet. Ik koos voor Amsterdam. De stijl van dansen en het repertoire ligt dichter bij mij. Ik heb het er ontzettend naar mijn zin.’
‘Het leven van een balletdanser is een onzeker bestaan. Je moet er alles instoppen wat je hebt, maar je weet van tevoren niet hoe ver je talent reikt en er is veel concurrentie. Ik werk vijf tot zes dagen per week van tien tot zes. Daarnaast natuurlijk nog alle voorstellingen. Op de overige dagen doe ik onderhoudswerk. Ook in mijn vakanties. Het is keihard. Maar voor mij is dit het mooiste leven dat er is. Ik geniet ervan en ik hoop dat dat ook te zien is. Je danst tenslotte voor publiek.’
‘Mijn liefde voor de dans begint bij muziek. Als kind kon ik al niet stil blijven staan bij het horen van klassieke muziek. Dat is nog steeds zo. Ik voel er emotie in. Muziek geeft me energie. Muziek kan een slechte choreografie draaglijk maken. Ik hou van de Russische componisten, Tsjaikovski en Shostakovich. Maar ook van Chopin en Debussy. (lachend) Ik hou van catchy melodieën.’
‘Als ik dans, stap ik uit het gewone leven. Ik ben met niets anders bezig. Het is zeer aangrijpend, als je ergens zo je hart en ziel in legt. Dat ervaar ik nog steeds. Ik denk, dat als je er in zit zoals ik, je er nooit meer vanaf komt. Dansen is onvermijdelijk.’
‘Klassiek ballet is de basis voor vele dansvormen. Een stelsel van vooraf vastgestelde houdingen, bewegingen en ook gezichtsuitdrukkingen. Het is pure techniek in voorgeschreven kaders, die je moet leren beheersen en op jouw manier uit te drukken. Moderne dans is iets anders. Daar moet je al die dingen los durven laten. Een vriend van mij is niet eens zo’n goede klassieke danser, maar als hij modern danst stopt iedereen met alles. Je móet naar hem kijken. Dát is echte kunst.’
‘Je kijkt bij een danser eerst naar de lijnen van de benen en de voeten. Daarna naar de torso en de armen. Dan pas naar de gezichtsuitdrukking. Het geheel van al die componenten moet meerwaarde brengen. Kortom, het totaal moet aantrekkelijk zijn.’
‘Dansen is heel fysiek, ook onderling. Je raakt elkaar aan. Soms onbedoeld hardhandig of intiem. (lacht) Tja….dat heb je wel eens. Maar ik ben zó bezig met de dans, dat dat allemaal van ondergeschikt belang is. Ik piep er ook niet over….. Voor je het weet neemt een ander je plaats in.’
‘Als je op mijn niveau danst, zijn er veel dingen die je moet laten. Niet voetballen, niet skiën, enz. Dat is in zekere zin wel een sacrifice. Maar ik krijg er ook veel voor terug. Bovendien, ik ben ’s avonds vaak zo moe, dat ik alleen maar een beetje voor de TV kan hangen.’ (lacht)
‘Je ziet veel mensen lelijk bewegen. Ook dansers, als ze vrij zijn. Ze staan ‘uitgedraaid’ (= naar buiten gedraaide voeten) bij de bushalte. Mijn moeder corrigeert thuis iedereen met hangende schouders en slingerende armen. Ik lijk langer dan ik ben, omdat ik rechtop loop.’
‘Hip-hop?…..Moeilijk voor een klassiek danser. Andersom trouwens ook.’