Vanaf eind april 2014 is dat Paul Smelt (1977), theaterdirecteur.
Paul Smelt studeerde aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, de Western Washington University, de Universiteit Utrecht. Studierichtingen: Muziekwetenschap en Kunst en Mediamanagement in Europese Context. Hij heeft een eigen onderneming, Kunsthart, van waaruit hij activiteiten ontplooit als coach en als leider. Momenteel is hij directeur en talentbegeleider van Grand Theatre Groningen. Hij groeide op in een onconventioneel en vrij milieu, dat hij omschrijft als ‘hippie-achtig en bijzonder’.
‘Ik leerde thuis al vroeg dat alles gewoon is en dat ieder mens een zoektocht door het leven aflegt. Een weg vol mooie dingen, maar ook een met intens verdriet, gekte en onvoorspelbaarheid, al die dingen die bij het leven horen. Ik leerde thuis ook over al die dingen te praten, ook waar veel anderen bij waren. Misschien ligt daar wel de kiem voor mijn functioneren als manager. Als kind wilde ik ook altijd winnen met spelletjes. Dat bewijst dat ik al vroeg met resultaat bezig was en dingen wilde bereiken. Dat komt me nu goed van pas in de grotemensenwereld. Al denk ik dat ik tegenwoordig meer gefocust ben op het proces.‘
‘Al vroeg kwam ik in aanraking met kunst, muziek, dans en toneel. Ik leefde als kind in een eigen wereld. Ik kon een dag achter elkaar zingen, (lachend) ook nog vals. Op mijn zestiende begon ik in een popgroep te spelen. Daar ontdekte ik het samenspel.’
‘Podiumkunst is een heel goede omgeving om mensen te bewegen naar nieuwe ontwikkeling: nieuwe rollen, nieuwe plaatsen, nieuwe scripts. Er kan iets geks gebeuren, het staat net ver genoeg van de werkelijkheid af en als je er door wordt gegrepen, doet tijd er niet meer toe. Theater is een vorm van onderwijs. Al ben je er niet mee opgegroeid, je wordt er onmiddellijk door getroffen.’
‘Kunst is een autonome vrijplaats, een plek waar je los mag zijn van de wereld. Ik kan ook manager zijn van een Schoenenreus, maar dat beweegt me niet. Kunst beweegt me.
‘Een kunstenaar moet er altijd op uit zijn een kijker een grotere ervaring te geven dan hij ooit had. Daardoor verandert er iets in het systeem van de kijker. Dat impliceert wel dat zo iets ook kan mislukken, maar dat mag ook.’
‘In slechte kunst wordt de vakmatige discipline niet nagekomen. Valse muziek en dans die niet klopt doet je wegkijken. Dat zorgt er voor dat je de kunst niet tot je kunt nemen. Jonge kunstenaars moeten zich richten op de relatie tussen hun eigen persoonlijkheid en de vakmatige kant van kunst: leer je eigen taal en je eigen ritme.’
‘Goede kunst wordt vaak afgekeurd. Een slechte recensie spoort mij aan toch te gaan kijken. Goede kunst is controversieel. Als kunst niet controversieel is, sluit het misschien wel aan bij het belang dat ik hecht aan vakmatigheid, maar dan ben ik toch niet zo geïnteresseerd.’
‘Theaters zijn vaak forten, onneembare vestingen, waar maar een kleine groep bevoorrechten in geïnteresseerd is. Dat is niet goed. Theaters moeten eigendom van de maatschappij zijn. Als het publiek zich terugtrekt deugt het niet. Als directeur zoek ik de verbinding met het publiek. Ik zet in op jonge kunstenaars. Oude automatismen worden vervangen door nieuwe. In deze tijd met sociale media en digitalisering gelden heel andere wetten om mensen in het theater te boeien en het besef van tijd te laten verliezen. Daarom moet je maatregelen durven nemen en nieuwe wegen inslaan. Vinden medewerkers van je theater dat leuk? In het begin niet. Maar ik laat het niet bij provocatie. Ik neem de tijd voor nieuwe vergezichten, maak nieuwe krachten los, verbind mensen op een nieuwe manier.’
Tja, de discussie die Melle Daamen is begonnen……. We hebben een zorgplicht voor de kunsten waar we nooit onderuit komen. Kunst moet voor iedereen bereikbaar zijn. Tot het twaalfde jaar moet iedere mens worden uitgedaagd actief en reflectief mee te doen aan cultuur en kunst. Kunst en cultuur moeten alleen al daarom dichtbij huis worden aangeboden. Boven de twaalf kan iedereen wel in een trein stappen om naar de kunst toe te reizen.’
‘Binnen een straal van honderd kilometer moet een algemeen theater en een algemeen museum gevestigd zijn. Een specifiek en heel bijzonder aanbod kan wel op grotere afstand. Kunst te dichtbij en dus gemakkelijk en in overvloed bereikbaar, maakt dat mensen het niet meer lusten. Je moet er iets voor moeten doen om er bij te horen. In de marketingmix van kunst is de kunst an sich het belangrijkst. Juist bij de podiumkunst, waarvan de beleving van het moment weg is, als je het beleefd hebt. Marketing is nodig, maar het houdt een keer op. Als ik te veel flyers in de bus krijg, ga ik niet meer. ’
www.levensflow.nl
www.kunsthart.nl
www.grandtheatregroningen.nl