Paul Jansdaal inspireert ons door de passie voor zijn vak, zijn originele manier van denken over kunst en schoonheid. Vooral ook door de manier waarop hij hier over kan vertellen: op beeldende wijze zijn toehoorders uitnodigend schoonheid op een bijna fysieke manier te beleven.
Hij was de tweede student die als industrieel ontwerper afstudeerde aan de Technische Universiteit Delft. We spreken dan over 1972. Na zijn afstuderen werkte hij een aantal jaren in managementfuncties in het bedrijfsleven. Naar zijn zeggen tot schade aan zijn gezondheid. ‘Ik leefde te snel en te intens. Mijn vader, die een hectische huisartsenpraktijk had, stierf op zijn drieënvijftigste aan een hartinfarct. Met hem als voorbeeld koos ik voor de T.U. Delft voor het verdere verloop van mijn carrière, al was er tussen mij én voor de TU af en toe geen sprake van een genoeglijke coëxistentie.’De begeleiding van soms briljante studenten betekende voor mij een enorme vreugde en voldoening, vooral als ik ook van hen kon leren.’
Publicaties:
- ‘De ideale ambulance’, 1972, TU Delft;
- ‘How to choose and make a cold box’, samen met Anthony Battersby, 1983, London, Appropriate Health Resources and Technologies Action Group;
- ‘De intelligente gevel’, 2004, TU/e Publications;
‘Ik had op het gymnasium met een vriendenclub een fabriek die auto’s fabriceerde. We gingen heel ver in die dingen: een bedrijfsplan, organisatie-inrichting, marketingbeleid en een boekhouding. Een virtuele organisatie avant la lettre. Ik was daar de directeur ontwerp en heb honderden auto’s getekend.’
‘De TU Delft koos er indertijd nadrukkelijk voor de studierichting ‘industrieel ontwerpen’ te noemen. Het vak gaat verder dan vormgeving. Eigenlijk word je opgeleid tot een soort werktuigbouwkundige, maar dan een, die niet het werktuig, maar de mens centraal stelt in zijn ontwerp. En als het dan nog iets moois wordt,is dat meegenomen.’
‘Ik gaf mijn studenten jarenlang de opgave een voertuigje te ontwerpen dat werd aangedreven door de energie uit de slagkracht van een muizenval. ’t Moest technisch perfect, maar ook mooi zijn. Daar zijn juweeltjes van industrial design uit voortgekomen.’
‘Heel lang kopieer je ontwerpen van anderen. Maar dat kan niet anders. Je moet ‘jatten’ net zolang tot je een vorm gaat begrijpen en hem als het ware internaliseert. Pas dan ontwikkel je een eigen herkenbare stijl.’
‘Een origineel ontwerp begint intuïtief en spontaan. De ontwerper moet alles wat in hem opkomt zomaar op papier gooien. De opbrengst daar van moet je kritisch bestuderen. Hoe dichter je bij iets wezenlijks komt, hoe beter je je concept gaat zien. Dan ben je in staat met je ontwerp een verhaal te vertellen.’
‘Als iemand een product koopt, wil hij zich daarmee onderscheiden van anderen. Het product is het verlengde van zijn identiteit. Zo exclusief is die niet: hij committeert zich ogenblikkelijk met een groep waartoe hij wil behoren.’
‘Is er objectieve schoonheid? Voor mij wel! Tegelijkertijd zijn begrippen als kunst en schoonheid superindividuele ervaringen. Iets heeft schoonheid, als je er een verhaal bij kan vertellen. Als je uit kan leggen waarom iets mooi is. Ik ga vaak letterlijk met mijn vingers langs een vorm. Ik kan voelen of de lijnen kloppen of niet. Schoonheid heeft te maken met echtheid. Ik vind een object mooier naarmate het me meer emotioneert. ’
‘Het objectieve schoonheidsbegrip is elitair. Er is slechts een kleine groep mensen die de objectieve criteria van de schoonheid van de Mona Lisa kunnen benoemen. De rest van de wereld loopt achter hen aan en identificeert zich er mee.’
‘Ontwerpers maken dankbaar gebruik van nieuwe technische mogelijkheden, maar het mooiste is natuurlijk wanneer visionaire ontwerpers met hun op de toekomst gerichte ideeën de techniek uitdagen. Dat komt voor!’
‘Bedrijven moeten herkenbare producten maken. De consument moet begrijpen waar het bedrijf voor staat. Operationele complicaties, bijvoorbeeld de rentabiliteit van machines,verleiden het management om producten te maken waarmee ze vervreemd raken van hun markt. Je kunt niet tegelijkertijd scheerapparaten en wc-brillen op de markt aanbieden. Veel diversificaties van Philips bijvoorbeeld eindigden aldus op dood spoor.”
‘Ik ben in de nadagen van mijn loopbaan. Sommige van mijn eerste ontwerpen bestaan nog steeds. Ik ben geneigd die geslaagd te noemen. Tegelijkertijd zijn ze mislukt, omdat ze kennelijk niemand hebben geïnspireerd ze te verbeteren.’