We stellen u deze keer voor aan Nick Groenewoud ( 1991 ), wetenschapper. Hij studeerde in Leiden Bio-Pharmaceutical Sciences en werkt als wetenschapper bij een contract research organisation, een bedrijf dat in opdracht van de farmaceutische industrie onderzoek doet naar de werking van in ontwikkeling zijnde medicijnen. Daarnaast is hij bezig te promoveren aan de Universiteit van Nottingham, waar hij ook woont. Zijn proefschrift is inmiddels gereed. De verdediging zal binnen drie maanden plaats vinden. Het proefschrift handelt over de oligomerisatie van een subklasse van receptoren. Receptoren zijn eiwitten die zich vooral op celmembranen bevinden en signalen doorgeven van buiten de cel naar binnen de cel doordat stofjes binden aan de buitenkant van de receptor. Oligomerisatie is een proces van clustering van receptoren, wat een effect kan hebben op de bindingsneiging en -kwaliteit van de stofjes.
‘Toen ik zo’n jaar of 9 was wilde ik dierenarts worden; later schoof dat op naar ‘mensendokter’. De belangstelling voor medische zorg zat er al vroeg in en dat bleef. Toen ik later werd uitgeloot voor de studie Geneeskunde ben ik Bio-Pharmaceutical Sciences gaan studeren. In mijn geval een schot in de roos.’
‘In het eerste jaar van mijn studie werd ik geconfronteerd met het werk van Dilworth Wayne Woolley en Conrad Elvehjem. Zij ontdekten in 1937 de werking van vitamine A op de ziekte pellagra (vitamine A tekort), waar in die tijd vele duizenden mensen per jaar aan overleden. Inmiddels weet in de westerse wereld nauwelijks nog iemand van het bestaan van pellagra. Dat sprak me enorm aan: als dokter genees je zieke mensen, maar als wetenschapper kun je een ziekte onbekend maken. Ik koos voor de wetenschap.’
‘Ik kwam terecht in Nottingham omdat ik voor een stage gedurende mijn masteropleiding in het buitenland wilde wonen. ‘Mijn professor in Leiden kende een professor in Nottingham. Zodoende kwam ik daar terecht voor mijn tweede stage. Ik ben er gebleven.”
‘Mijn werkterrein is de binding en werking van stoffen op de receptoren van cellen. Het speelt zich af in een laboratorium met alles wat je je daarbij voorstelt: witte jassen, proefopstellingen, chemische stoffen en ingewikkeld uitziende apparaten. Natuurlijk zit ik veel achter de computer. De onderzoeksresultaten – enorme bergen cijfers – moeten worden bekeken en geanalyseerd. Je werkt als onderdeel van een team, maar het dagelijks werk is veelal solistisch. Dat moet je wel leuk vinden.’
‘Sommige dagen is het extra geweldig om wetenschapper te zijn. Dan vind je iets wat een doorbraak kan zijn. Geweldig…..Maar soms moet je maanden zoeken in de data, zonder dat het onmiddellijk tot iets leidt. Dan moet je veel geduld en frustratietolerantie hebben. Dan is het vreselijk!’
‘Universiteiten doen vooral onderzoek aan de basis van dingen, hoe cellen en het lichaam werken. In de farmaceutische industrie wordt dat onderzoek gebruikt om nieuwe stofjes te maken om ziektes te genezen. Mijn onderzoek bevindt zich aan het begin van het ontwikkelingstraject van medicijnen. De hit to lead fase. Na mijn werk, feitelijk het verrichten van een eerste screening van de werking van stoffen op cellen, moet nog veel meer onderzoek volgen, voordat een medicijn op de markt komt. Dierproeven, testen op mensen, enzovoorts…..’

Positionering van Nick zijn werk in het geheel van onderzoeken
‘Uiteraard ken ik de bezwaren tegen de wijze waarop wij in onze maatschappij de totstandkoming van nieuwe geneesmiddelen hebben georganiseerd. Maar ik zou zo snel geen alternatief kunnen bedenken. Het kost gemiddeld tien jaar tijd en 1,2 miljard euro om een succesvol medicijn op de markt te brengen. Er is geen overheid of universiteit die dit soort investering op kan en wil brengen. Stel je maar eens voor: voordat je een nieuw middel op de markt kan brengen 1,2 miljard euro investeren met een ongewis resultaat in de wetenschap dat het tien jaar duurt voor je eventueel rendement op je investering ziet. Alleen in een commerciële omgeving durft men dit soort risico’s aan. Natuurlijk in ruil voor de kans op forse rendementen.’
‘Ons systeem maakt wel dat je transparantie moet nastreven en de kans op uitwassen zo klein mogelijk moet maken.’
‘Ik heb een fascinatie voor het type onderzoek dat ik doe, inhoudelijk en qua context, maar ik wil ook dat mijn werk maatschappelijk relevantie heeft. Ondanks alle beperkingen van het systeem waarin ik werk, heb ik het gevoel dat ik dingen doe, waar de mensheid wat aan heeft.’
‘Toch die drive uit mijn jeugd: mensen willen helpen. Maar dan op mijn manier. Mijn vriendin is arts, maar ik zou niet graag met haar ruilen.’