Jeanette (1973) en Jan (1966) Aanen hebben een melkveebedrijf in het hart van de Alblasserwaard. Hun boerderij is de voortzetting van een familiebedrijf, in 2000 nam Jan het van zijn ouders over. Een jaar later ging Jeanette meedoen. Het bedrijf is 50 hectaren groot. Er zijn 105 melkkoeien met daarnaast een stier, kalveren en wat kleinvee. Het is een erkend leerbedrijf voor de agrarische opleidingen. Jan rolde na de middelbare school rechtstreeks het boerenvak in. Jeanette werkte in het bedrijfsleven en de accountancy voor ze overstapte.
Jeanette: ‘Mijn twee zussen en ik riepen om het hardst dat we nooit met een boer zouden trouwen. We zijn alle drie wel met een boer getrouwd. Tja, zo gaat dat kennelijk.’
Jan: ‘Ik had als kind drie beroepen in mijn hoofd: timmerman, schoolmeester en boer. Ik ben het alle drie geworden. Het boerenvak is veelzijdig, zeker op de manier waarop wij het doen. Je bent ondernemer, wetenschapper, technicus en arts tegelijk.’
Jan: ‘ Je bent in de eerste plaats ondernemer, of je nu wilt of niet. Ik had op mijn vijfentwintigste al een miljoenenschuld aan de bank en daar kan je alleen mee overleven als je heel goed op je zaakjes let en geen kans onbenut laat. Dat is niet erg, maar het is misschien niet helemaal waar je voor kiest als je boer wil worden. Je kiest voor het boerenbedrijf omdat je vrij wil zijn, in en met de natuur wil leven, bezig wil zijn met dieren, enz. Gelukkig slaag ik er in dat laatste nog steeds het belangrijkste te vinden: boeren om het boeren. Alle energie stoppen in dierenwelzijn en een goed product.’
Jan: ‘Als in het voorjaar het gras begint te groeien krijg ik een boost aan energie en wil ik er vol voor gaan. Ik geniet als een kalf geboren wordt en leeft.’
Jeanette: ‘Je hebt boeren die gaan voor winstmaximalisatie. Zo groot mogelijk worden en zoveel mogelijk geld maken. Wij niet.’
Jeanette: ‘Maar dat kan alleen als je in bedrijfsmatig opzicht je zaken goed voor elkaar hebt. Een boerderij is een echt bedrijf met een serieuze administratie, jaarcijfers, begroting, noem maar op. Het gaat om geld en gegevens van de zorg voor de dieren, fokprogramma’s, mest- en melkquota. Een heel gedoe.’
Jan: ‘Mijn hoofd zit vol met kengetallen. Van de melkprijzen tot mestquota. Van hoeveelheid mest per vierkante meter land tot liters per individuele koe. Een boer moet goed kunnen rekenen en vooruit denken. Ik moet met het oog op de melkopbrengsten in 2019 nu al beslissingen nemen over welke koe met welk sperma bevrucht moet worden. Wij werken met kruisingen van verschillende koeienrassen. Ieder ras met eigen sterke en minder sterke kanten. Het gaat om de ideale combinaties. De erfelijkheidswetten van Mendel.’
Jan: ‘Wij zijn een erkend leerbedrijf. Dat levert veel arbeidsvreugde op. (lachend) Tegelijk leer ik heel veel geduld te hebben. Agrarische opleidingen hebben weinig ruimte om in te spelen op de individuele behoeften van leerlingen. Ik heb het liefst stagiairs die op school niet goed meekunnen en last hebben van leer- en soms zelfs opvoedingsproblemen. Geweldig te zien dat ze hier opbloeien en van alles blijken te kunnen leren. Al werkend geef ik theorieles. Zelfs de post wordt samen met de leerlingen behandeld.’
Jeanette: ‘Wij nemen met Pasen altijd vier dagen vakantie. Onze enige vakantie in het jaar. De (oud) stagiaires draaien dan de boerderij. En dat doen ze geweldig!’
Jan: ‘De boerderij is een geweldige pedagogische omgeving voor onze kinderen. Het is een soort leerfabriek. Ze leren er spelen, zorgen, verantwoording dragen, werken, kortom leven. Dat is ook een mooie kant van het boer zijn.’
Jeanette: ‘Iedereen mag komen kijken hoe het hier op de boerderij gaat. Maar stadsmensen hebben wel een ander beeld van het boerenleven dan wij. Als Jan een koe uit de sloot moet halen doet hij het beest een touw om de hals. Zo heeft hij al honderden koeien uit de sloot getrokken. Dat werkt het best. Het publiek vindt dat maar niks.’
Jan: ‘Een bedrijf dat groeit is nooit in alle onderdelen perfect. Dat houdt in dat de dingen steeds moeten veranderen. En dat is prima.’