Ita de Hes, 1967, is docente dans en choreografe. Een inspirerend mens door haar realisme, de gedrevenheid waarmee zij in haar vak staat en het plezier dat ze uitstraalt als ze over dansen praat.
Ita de Hes werkt momenteel naast haar docentschap als hoofd kunsten bij centrum voor de kunsten BplusC in Leiden.
In de jaren dat ze nog actief danste heeft ze in stukken gedanst van onbekende namen maar ook van bekende choreografen zoals Ton Lutgerink en Ben Bergmans.
‘Mijn ouderlijk gezin kan absoluut niet worden gekenschetst als een kunstenaarsmilieu. Er was wel aandacht voor kunstuitingen, maar niet meer dan in het gemiddelde gezin. Toch danste ik al toen ik nog een kleuter was. Ik danste in de huiskamer de stervende zwaan uit Het Zwanenmeer van Tsjaikovski. De muziek kwam van een singletje dat mijn ouders hadden. Zij waren mijn eerste publiek. Op mijn zevende ging ik op klassiek ballet.’
‘Toen ik ouder werd, werd de balletschool een steeds groter deel van mijn leven. Ik trainde 5 keer in de week. Het was een goede maar ook harde leerschool. Ik kwam er achter dat mijn lichaam niet geschikt is voor klassiek ballet. Ik heb een uitdraai van niks, een te stijve rug en niet de goede wreven. Omdat de balletschool waarop ik zat alleen doceerde in klassiek ballet hield het dus eigenlijk op en een conservatoriumopleiding zat er voor mij niet in. Ik heb op mijn achttiende nog een keer auditie gedaan voor de opleiding docent dans aan de Rotterdamse Dansacademie. Ik werd daar wegens mijn gebrek aan danservaring in andere dansstijlen dan klassiek ballet afgewezen. Kort daarop stond ik‘door een rumoerige jeugd’ al op eigen benen. Ik woonde op mijzelf en moest werken voor de kost. Ik werd assistente op de röntgenafdeling van een ziekenhuis en kreeg later nog andere baantjes. Ik bleef altijd wel dansen.’
‘Op mijn drieëntwintigste, ik was inmiddels getrouwd en had een kind, kwam mijn dansleven in een stroomversnelling. Ik ging me fanatiek met alle vormen van dans bezig houden: modern, jazz, show, enz. En al ging het niet via de koninklijke weg, ik ben toch docente dans geworden.’
‘Een deel van mijn tijd geef ik algemene dansvorming aan kinderen van vier tot acht jaar. Erg leuk. Je moet niet te veel techniek doen op die leeftijd. In de eerste plaats gaat het op die leeftijd om het dansplezier, maar er moet wel gewerkt worden. Veel verschillende muziek, allerlei lesvormen en flink wat uitdaging. Kinderen moeten trots kunnen zijn op hun prestaties.’
‘Hoewel dat vaak wordt verondersteld, kom ik zelden ouders tegen die hun kinderen pushen om goed te worden in dansen. Meestal moet ik ouders overtuigen van het mooie van een dansopleiding. Minder dan één procent van mijn leerlingen stroomt door naar een klassieke dansopleiding van het conservatorium waar kinderen worden getraind voor het allerhoogste niveau van klassiek ballet. De doorstroom naar de docentenopleidingen dans of naar show/musical academies is groter.’
‘Getalenteerde dansers zijn slim en hebben een bovengemiddelde intelligentie. Dat geldt voor bijna alle kunstenaars. Kunstopleidingen moeten dus bij de instroom van studenten concurreren met universiteiten.’
‘Een danser moet heel zorgvuldig omgaan met zijn lichaam. Een danser zoekt de grenzen op van zijn lichaam en door veel trainen kan het lichaam gevormd worden. Een lichaam is meestal niet vanzelf in staat tot een spagaat of op spitzen te lopen. Het aanpassen van het lichaam aan de eisen van de dans moet heel voorzichtig en heel geleidelijk gebeuren.’
‘Ik heb geen handig danslichaam, maar het is gelukkig wel sterk. Toen ik me nog niet had neergelegd bij de onbereikbaarheid van een klassieke opleiding sloopte ik het harde binnenwerk uit mijn spitzen om met mijn niet voldoende ronde wreven er op kracht toch op te dansen. Zelfs nu ik ouder word en minder train, kan ik mijn been nog correct op de barre leggen en kan ik in een spagaat gaan.
‘Dans is puur. Je hebt er geen woorden voor nodig. Het kan ook in stilte. Dans is eigenlijk een taal. Minimalistisch en zeer direct. Bij andere kunstuitingen denk ik vaak: wat hebben ze veel nodig om mij iets duidelijk te maken. Dans is ook internationaal. Een dansles in het Japans is voor iedere professionele danser goed te volgen.’
Ik word zeer geraakt door het werk van de inmiddels overleden choreografe Pina Bausch. Daarin komt alles samen: de taal van de dans, theater, esthetiek. Ik reis van tijd tot tijd naar Tanztheater Wuppertal, haar thuisbasis, om te genieten van de schoonheid en me te laten troosten en inspireren.’